Van Gogh Museum
Het Van Gogh Museum, tussen de Paulus Potterstraat en het Museumplein 6, ging in 1973 open. Het werd ontworpen door architect Gerrit Rietveld en voltooid (na Rietveld’s dood) door J. van Dillen en J. van Tricht, met de nodige veranderingen aan het originele ontwerp. De nieuwe ellipsvormige aanbouw, met titanium bekleed, werd ontworpen door Kisho Kurokawa, gefinancierd met een gift van de Japan Foundation van verzekeringsmaatschappij Yasuda.
Die nieuwe vleugel, half boven de grond en half eronder, is met het oudere gebouw verbonden door een ondergrondse passage. Het museum werd tussen 2012 en 2013 uitgebreid gerestaureerd. De hoofdingang, die vroeger op de Paulus Potterstraat was, ligt sinds 2015 in het nieuwe deel.
De collectie
De collectie van het museum omvat meer dan 200 schilderijen, 500 tekeningen, 700 brieven (de meeste aan zijn broer Theo) en Van Gogh’s collectie Japanse houtblokdrukken. Het hoofdgebouw wordt gebruikt voor een permanente tentoonstelling, de nieuwe vleugel voor wisselende exposities. Na zijn dood liet Vincent alles na aan zijn jongere broer Theo. In 1960 werd de stichting Vincent van Gogh opgericht om de collectie veilig te stellen en in 1962 kreeg de familie 15 miljoen gulden van de staat, in ruil voor de complete verzameling, maar wel op voorwaarde dat er een museum voor zou worden gebouwd.
Bij de opening was het een Rijksmuseum, tegenwoordig is het een onafhankelijke stichting, al zijn de werken wel onderdeel van de nationale collectie. Veel van Vincent’s beroemde werken hangen hier (zoals de Zonnebloemen, de Aardappeleters, de Slaapkamer en vele andere). Het museum heeft ook werken van andere 19e eeuwse schilders die met Vincent in verband stonden, zoals Paul Gauguin, Jozef Israëls, Claude Monet, Georges Seurat, Paul Signac en Henri de Toulouse-Lautrec. Sinds 1991 wordt de Mesdag Collectie in Den Haag ook door het Van Gogh Museum beheerd. Twee schilderijen, in 2002 uit het museum gestolen, werden in 2016 in Italië gevonden in een mafiavilla bij Pompei — ze kwamen in 2017 terug in het museum.
Vincent van Gogh (1853-1890)
Vincent had vanaf zijn 16e een aantal baantjes in kunsthandels in Parijs, Londen en Brussel, maar hij werd in 1876 ontslagen. Daarna wilde hij priester worden, maar hij belandde in een boekwinkel. Na slechts één jaar verliet hij een theologiestudie in Amsterdam en werd hij een lekenpriester voor mijnwerkers in de Borinage in België. Zijn constante depressies en zijn moeilijke, fanatieke en explosieve karakter maakten dat hij nergens echt goed paste. In de Borinage begon hij met tekenen en hij koos er in 1880 voor om full-time kunstenaar te worden, financieel gesteund door zijn broer Theo. Na een kort en ongelukkig jaar op een kunstopleiding in Brussel ging hij in 1881 terug naar zijn ouders, waarna hij een tijd in Den Haag woonde.
Gedurende een periode in Drente produceerde hij donkere schilderijen, met als hoogtepunt de Aardappeleters in 1885. Hij ging datzelfde jaar naar Antwerpen. Na maar drie maanden en een aantal ruzies met zijn leraren verliet hij de opleiding aan de Antwerpse School voor Schone Kunsten. Antwerpen was in veel opzichten een teleurstelling voor hem: zijn kunst werd vaak bespot, hij leefde in armoede en kreeg er ook nog eens syfilis. Hij was uitgeput en had zelfmoordplannen toen hij naar Parijs vertrok zonder zijn schulden in Antwerpen te voldoen. In Parijs ontdekte hij Japanse houtblokdrukken (in de galerie van Siegfried Bing) en begon ze te verzamelen.
In 1884, 34 jaar oud, vertrok hij naar Arles in Zuid-Frankrijk, waar hij zijn meest indrukwekkende werken maakte in een razend tempo. In 1889 ging hij op eigen verzoek naar een kliniek in Saint-Rémy-de-Provence, waar hij in de tijd van één jaar zo’n 150 schilderijen vervaardigde. Maar zijn depressies en zenuwinzinkingen bleven hem achtervolgen. In 1890 ging hij naar Auvers waar hij verder werkte.
Vincent’s leven werd getekend door onrust, liefdesverdriet en geldproblemen — hij had ook nog eens voortdurend ruzies met zijn kunstvrienden. Tijdens zijn leven heeft hij waarschijnlijk maar twee tekeningen en één schilderij verkocht (in 1890 de Rode Wijngaard, nu in Moskou). Zijn allerlaatste schilderij was Boomwortels, onafgemaakt, de dag voor zijn dood begonnen. Over het algemeen wordt aangenomen dat hij zichzelf doodschoot in een graanveld in juli 1890 toen hij 37 jaar oud was — hij stierf twee dagen later aan de wondinfectie. Zijn broer broer Theo was bij hem — Theo zelf stierf slechts zes maanden later.
Website Van Gogh Museum: https://www.vangoghmuseum.nl
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.