Stadsbank van Lening
De Amsterdamse Stadsbank van Lening is een pandjeshuis uit 1614 aan de Oudezijds Voorburgwal 300, met een ingang achter op de Nes 57, de oudste officiële kredietverstrekker in Amsterdam. Tegenwoordig werken er zo’n 85 medewerkers, hier, op de erbij horende veiling en in de bijkantoren op het Bijlmerplein en het Osdorpplein. Ooit namen ze vrijwel alles aan wat je maar kon bedenken (kleren, textiel, handelswaar, huisraad), maar sinds 2016 accepteren ze alleen nog maar juwelen, goud, zilver, diamanten en horloges.
De tekst boven de toegangspoort, geschreven door Balthazar Huydecoper in 1740, vermeldt:
Hebt gy noch geld, noch goed: gaa deze deur voorby.
Hebt gy ’t laatste, en mist gy ’t eerste, kom by my.
Geef pand, ik geef u geld. waarom zoude ik u borgen?
Of is ’t u niet genoeg dat gy van ’t mynen teert?
Maar eyst gey u pand terug, zo dient ge in tyds te zorgen,
Dat my myn hoofdsom, met de rente wederkeert.
Zo help ik u en my, en toon, aan de onderzoekers
Van myn geheymen, ’t graf des eervergeeten woekers.
Om een bezoek aan het pandjeshuis te omschrijven (wat niet als heel eervol werd gezien) werden verschillende eufemismen gebruikt: “Ome Jan bezoeken” en “de stoep der schande beklimmen”, in plaats van “naar de lommerd gaan” (van Lombarden, de Noord-Italiaanse pandjesbazen die het verpanden introduceerden). De Lommertbrug die naar de Bank van Lening leidde werd schertsend de “Brug der Zuchten” genoemd, hoewel hij in niets lijkt op de beroemde brug in Venetië.
Rente & stigma
De weerzin tegen het berekenen van rente bestond in veel verschillende culturen. In de 4e eeuw spraken de Christelijke concilies zich er tegen uit, in 789 verbood Keizer Karel de Grote het in rekening brengen van rente in een wet. De Italiaanse dichter Dante Alighieri bracht de woekeraars onder in de zevende cirkel van de hel. De liefdadigheid van de rijke Italiaanse families in de Renaissance kwam deels voort uit schuldgevoelens vanwege hun grote winsten uit rente. De kerk stelde zich op het standpunt dat het in rekening brengen van ook maar een cent rente kwalijk was. Dit stigma duurde voort tot ver in de 16e eeuw, toen de lokale kerk of een rijke familie vaak de enige bronnen van kapitaal waren. Veel landbouwers kochten hun land met hypotheken verstrekt door een klooster.
De Lombarden
Gedurende de kruistochten (1100-1300) groeide de handel met de Arabische wereld en begonnen Italiaanse steden met het verstrekken van krediet tegen onderpand. Kredieten werden aanvankelijk voornamelijk door Joodse bankiers verstrekt, die niet gebonden waren aan de decreten van de kerk. Toen de paus in de 11e eeuw deze praktijk weer toeliet, stapten ook Italianen in deze handel. In de 13e eeuw, toen de kerk opnieuw het rekenen van rente veroordeelde, trokken veel van deze leenbazen noordwaarts. Omdat ze meestal uit de provincies Lombardije en Piemonte kwamen, werden ze bijna overal Lombarden genoemd. Ze vestigden zich in 1477 ook in Amsterdam.
De Italiaanse geldwisselaars gebruikten een banca (tafel of toonbank in het oud-Italiaans) op de vele jaarmarkten, waarlangs ze samen met de kooplieden door heel West-Europa trokken. Ze introduceerden de “lettera di pagamento” (brieven van betaling) — in principe een lening met rente — en gaven leningen tegen onderpand. Ze gaven ook geld tegen ingebrachte panden, op het laatst voornamelijk aan armere mensen. Hun gewoonte om veel te veel rente te rekenen (soms tot 80% op jaarbasis in slechtere tijden) werd uiteindelijk ook hun ondergang, toen veel steden beperkingen gingen opleggen en het uitdelen van leningen overnamen. De oorsprong van de term bankroet komt ook van deze Lombarden: wanneer ze niet aan hun financiële verplichtingen konden voldoen of slecht functioneerden, dan werd hun tafel vernietigd, “banca rotta” in het Italiaans, gebroken toonbank.
Amsterdam & woekeraars
De stad probeerde in 1547 voor het eerst om de pandjesbazen te reguleren en verdrijven, maar dat lukte nog niet echt. Na de Protestantse Alteratie in 1578 werden striktere maatregelen genomen, want de Gereformeerden hadden een enorme hekel aan de woekeraars. Sommige particuliere pandjeshuizen kregen een vergunning, de allerslechtste werden verboden. Om de particuliere woekeraars verder de wind uit de zeilen te nemen tegen te gaan richtte de stad in 1614 zijn eigen pandjeshuis op. De Stadsbank van Lening hanteerde rentetarieven tussen de 8% en 16% en gebruikte eventuele winsten voor het betalen van de armenzorg. Andere steden volgden later het Amsterdamse voorbeeld.
Bergen van Barmhartigheid
Al in de 15e eeuw waren in sommige Italiaanse steden zogenaamde Bergen van Barmhartigheid opgericht (Latijn: mons pietatis, leenbanken), ter bescherming van mensen die in financiële nood verkeerden. De eerste werd in Perugia geopend in 1462, opgericht door Franciscaner monniken. Deze leenbanken streefden geen winst na en waren voornamelijk bedoeld om de particuliere leenbanken tegen te gaan. Uiteindelijk stond de kerk hen toe om rente te berekenen, teneinde deze instituten overeind te houden.
In Amsterdam werd in 1643 de Desolate Boedelkamer opgericht, die bemiddelde tussen geldschieter en schuldenaar, waarbij beiden verantwoordelijk werden gehouden voor de overmatige lening. Wanneer de schuldenaar al zijn bezittingen had verkocht, werd de schuld vereffend verklaard en moest de schuldeiser eventueel overblijvend verlies accepteren. In 1893 werd in Nederland de Failissementswet aangenomen — wanneer iemand zijn schulden niet kan voldoen en tenminste twee schuldeisers heeft, kunnen diens bezittingen verkocht worden en hij of zij failliet worden verklaard. Tot op de dag van vandaag gelden deze condities nog steeds bij leningen.
De plek van de Stadsbank van Lening
Waar nu de Stadsbank van Lening staat was oorspronkelijk een veenplas die uitwaterde op het Rokin. De plas werd gedempt toen de Oudezijds Voorburgwal werd aangelegd. Hier begon in 1407 het klooster van Sint Maria Magdalena — in 1422 werd op deze plek een nieuw klooster gebouwd. De afwateringssloot naar het Rokin werd in 1550 overkluisd en daarop werden de Enge Lombardsteeg en de Wijde Lombardsteeg aangelegd, een turfpakhuis werd aan de kant van de steeg neergezet. Na 1579 werd het klooster gebruikt door het Leprozenhuis. In 1613 nam de stad de noordelijke vleugel en het pakhuis over om daarin de Bank van Lening te vestigen. Het huis aan de Nes (uit 1890) werd later aan het complex toegevoegd. Het hoofdgebouw aan de Oudezijds Voorburgwal werd in 1669 neergezet als vervanging voor de oude kloostervleugel, de oude toegangspoort werd in de gevel verwerkt.
Wisselend inkomen
Boven de toegang aan de Enge Lombardsteeg staat geschreven: “Tot behulp van den noodt druftigen is hier gestelt DE BANCK VAN LEENINGE voor een cleijn gelt”. Alleen waren de echt behoeftigen daar natuurlijk niet mee geholpen, omdat dit alleen maar werkte als je ook eerst iets had om te verpanden. De meeste mensen hadden in die tijd geen vast inkomen, want die hadden seizoensgebonden werk of tijdelijke baantjes. Kooplieden en ambachtslieden hadden ook sterk wisselende inkomsten.
Je gezin van onderdak, voedsel en kleren voorzien was in die omstandigheden vaak een hele uitdaging. Veel families knoopten de eindjes aan elkaar door regelmatig kleine zaken naar de lommerd te brengen, kleren of winterjassen, of zondagse kleren voor kerkbezoek gedurende de week — die dan na betaaldag op vrijdag weer werden gelost. In kleren die werden verstrekt door weeshuizen, scholen en instituten werden merkjes geborduurd om tegen te gaan dat ze naar de lommerd werden gebracht. Voor al diegenen die niet op familie of buren konden terugvallen waren dit soort kortetermijnleningen van levensbelang.
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.