Realeneiland
Realeneiland is het meest noordelijke van de drie westelijke eilanden, aangelegd in het eerste kwart van de 17e eeuw. In 1617 begon de stad hier goedkope kavels aan te bieden aan haringvissers van buiten de stad, later gevolgd door scheepswerven, touwslagerijen, taanderijen en zoutwerken. Oorspronkelijk heette het Achtereiland, later vernoemd naar de koopmansfamilie Reael, die hier veel grond bezat. Jacob Reael (1590-1639), broer van Reynier Reael, was één van de wethouders die de aanleg van de eilanden door de gemeenteraad had geloodsd. Het eiland wordt omringd door de Zoutkeetsgracht, het Westerdok, de Realengracht en de Smallepadsgracht.
Reynier Reael (1588-1648)
De invloedrijke familie Reael bekleedde veel belangrijke functies in Amsterdam. In 1620 werden veel kavels op Realeneiland gekocht door Reynier Reael, die was getrouwd met Maria Oetgens (1591-1652), dochter van een Amsterdamse burgemeester. Oetgens gebruikte zijn voorkennis over de uitbreidingen om grote stukken grond te kopen en ze later met heel veel winst weer aan de stad te slijten. De rest van het eiland was in bezit van de stad. Koopman en schepen Reynier Reael zat ook in diverse regeringscomissies. In 1622 werd hij één van de bestuurders van de West-Indische Compagnie (WIC). Rond 1624 werd het eiland naar hem vernoemd.
Reynier Reael was ook aanvoerder van een schutterscompagnie. Hij staat afgebeeld op een beroemd schilderij van Frans Hals. Hals (die uit Haarlem kwam) was gevraagd om een portret van deze schutters te maken, maar hij kreeg al snel onenigheid met ze over de uitvoering. De Amsterdamse schilder Pieter Codde moest toen de zeven personen aan de rechterkant schilderen om het werk te voltooien.
Straten & Bruggen op Realeneiland
Er zijn acht straten op Realeneiland:
- Realengracht – De enige Amsterdamse gracht met twee houten ophaabruggen.
- Vierwindenstraat – Waarschijnlijk vernoemd naar een gevelsteen op een huis op het eiland.
- Vierwindendwarsstraat – In 1625 bestond de straat al, maar was toen nog naamloos.
- Jan Mensplein – Jan Mens (1897-1967) was een schrijver, zoon van een diamantbewerker, die met schrijven begon nadat hij zijn baan kwijt was geraakt. Hij is het meest bekend van zijn trilogie “De kleine waarheid” uit 1960-1964, later een succesvolle TV-serie. Zijn mentor was schrijver Theo Thijssen.
- Zoutkeetsgracht – Vernoemd naar de zoutketen waarvan er veel aan deze gracht stonden in de 17e en 18e eeuw. Ruw zout werd hier bewerkt voor gebruik thuis. Er stond hier sinds 1864 ook een meel- en broodfabriek, die eerst de “Amsterdamsche Meel- en Broodfabriek” heette, in 1871 hernoemd naar “Stoommeel- en Broodfabriek Holland”. Afgebroken in 1961 en vervangen door woningen. Veel gevelstenen hier laten vissoorten zien.
- Zandhoek – Hier werd zand opgeslagen en per boot vervoerd, het diende zowel als ballast in schepen als voor het ophogen van terrein in de stad. Stadsfotograaf Jacob Olie (1834-1905) woonde op de Zandhoek 10. Schrijver en holocaustoverlevende Eli Asser (1922-2019), bekend van zijn liedteksten in de series “Schaep met de 5 pooten” en “Citroentje met suiker”, woonde op de Zandhoek 2 vanaf 1958.
- Taanstraat – Vernoemd naar de taankokerijen, die zeilen, netten en touwen waterbestendig maakten door ze in grote ketels te koken in taanextract. Vanwege het inherente vuurgevaar mochten de taanderijen zich alleen op deze straat vestigen. Het Taanhuis stond hier in de 17e eeuw.
- Taandwarsstraat.
Bruggen op Realeneiland:
- Zandhoeksbrug – Tussen Realeneiland en Bickerseiland. In de 19e eeuw vervangen door een stalen versie, in 2007 werd een replica van de originele brug teruggeplaatst.
- Drieharingenbrug – Tussen Realeneiland en Prinseneiland. Vernoemd naar een versiering op een huis aan de Vierwindendwarsstraat.
- Petemayenbrug – Ten noorden van Realeneiland naar Bokkinghangen in de Zeeheldenbuurt. Het is niet bekend waar de naam vandaan komt. De term petemoeien werd ook gebruikt voor “oude vrouwen”. In 1896 vervangen door een stalen brug, vervolgens in 2007 door een replica van het origineel.
Het vullen van Realeneiland
Op verschillende kaarten uit de 17e eeuw zie je Prinseneiland het eerst gevuld was, Realeneiland bleef het langst leeg. De stad had moeite om het eiland met bedrijven te vullen en bood de kavels tegen gereduceerde prijzen aan haringpakkers, scheepswerven, timmerlieden en scheepsbouwers. Al tijdens de ontwerpfase had het eiland kades langs de Zoutkeetsgracht en Realengracht. Alleen het westelijke deel van het eiland had houtopslag, in feite gewoon hellingen langs het water waar palen werden bewaard.
Lijnbanen, taanderijen, timmerlieden, zoutziederijen & meer
Het noordelijke deel van het eiland was aangewezen als plek voor zoutziederijen en zoutketen. Zoutziederijen verhitten een geconcentreerde zoutoplossing om het zout te laten kristalliseren, waarna het later bewerkt werd voor thuisgebruik. Het zout werd in keten opgeslagen, die aan beide kanten van de gracht stonden in de 17e en 18e eeuw.
Er waren ook een aantal scheepswerven op het eiland. Reael gaf terreinen uit aan scheepsimmerlieden — ze hoefden de eerste 12 jaar geen huur te betalen, mits ze een schip voor hem bouwden als compensatie. Tegen de wil van het stadsbestuur in bouwde hij hier ook huizen voor de arbeiders die voor hem werkten. In 1664 bouwde de teeronderneming van Joseph Deutz — een telg van één van de rijkste Amsterdamse families — een grote scheepswerf op het eiland. Rond 1860 werden de scheepswerven hier vervangen door suikerraffinaderijen en in 1890 werd hier het laatste schip gebouwd.
In 1625 gaf de stad toestemming aan een aantal haringrokers om zich te vestigen bij bolwerk Blaauwhooft aan de rand van het IJ, ten noorden van Realeneiland, ongeveer waar nu het Barentszplein is. De familie Reael bouwde in 1648 een haringpakkerij op de Zandhoek, aan de kant van het eiland langs het (toen nog open) water.
Taanderijen waren nodig om zeilen, netten en touwen weer- en waterbestendig te maken. Dit werd bereikt door ze te koken in grote ketel met een mix van eikenschors, quebracho (bijlbreker, een harde houtsoort, rijk aan tannine) en betelpalm — dit gaf de geelbruine kleur aan oude zeilen en netten. Soms werd ook ijzersulfaat (koperrood) toegevoegd om een meer roodbruine kleur te krijgen. Het woord taan komt van het Latijnse woord tannum, dat weer komt van het Keltische woord tanno (voor eik).
Tot 1673 was er ook een turfmarkt op dit eiland. Bij de Drieharingenbrug (van Prinseneiland naar Realeneiland) stond in 1676 een brandewijn distilleerderij die De Drie Gekroonde Haringen heette. Distilleerder Jan Verwey had dit huis op de hoek van de Vierwindendwarsstraat in 1740 gekocht. In 1779 verkocht hij het huis en het bijbehorende pakhuis aan de rijke scheepstimmerman Haring Booy, die het liet afbreken en ervoor in de plaats dit huis liet bouwen als een tweede huis, meer naar een model van een buitenhuis uit die tijd dan als een traditionele stadswoning.
Vuurgevaarlijk
De activiteiten op de eilanden waren hier naar toe verplaatst, aan de rand van de stad, vanwege het brandgevaar dat ermee samenhing. Er waren dan ook regelmatig branden in de pakhuizen, op de werven en in de keten — in 1670 duurde een brand op Realeneiland zelfs drie dagen en legde veel kapitaal in de as. De stad vroeg toen aan schilder en uitvinder Jan van der Heyden (1637-1712) om een mechanische brandspuitpomp te ontwikkelen, die hij in 1672 ook echt presenteerde.
Zandhoek
Op de Zandhoek was een Santmarckt, waar zand werd opgeslagen en verhandeld. Reynier Reael liet hier tussen 1645 en 1646 een rij kapiteinshuizen bouwen, nummers 2 tot 14. Ooit keken deze huizen uit over het open water van het IJ, tot in 1832 de Westerdoksdijk dit stuk water afsloot. Dit waren simpele maar goed gebouwde huizen — de benedenverdieping met kelder en de bovenverdieping werden apart van elkaar verhuurd. Sommige van deze huizen hebben nog ouderwetse boerendeuren, waarvan de bovenste en onderste helft onafhankelijk van elkaar open kunnen.
In de 18e en 19e eeuw werden deze woningen verbouwd naar wat toen trendy was, maar tijdens de 19e eeuw werden ze heel slecht onderhouden. Na de Tweede Wereldoorlog waren deze huizen vervallen en werden ze onbewoonbaar verklaard. In 1943 werden ze net op tijd op een lijst met gemeentelijke monumenten gezet, om afbraak te voorkomen. De British American Tobacco Company (BATCO), die sinds 1906 vlak achter deze huizen was gevestigd, wilde namelijk graag uitbreiden. De BATCO-fabriek sloot in 1973 en verhuisde naar de Deccaweg in Sloterdijk. De stad kocht het fabrieksterrein op Realeneiland in 1981. De sterk vervuilde grond werd in 1986 gesaneerd en tussen 1990 en 1995 werden hier nieuwe huizen gebouwd.
In de jaren na 1960 werd het eerste deel van de kapiteinshuizen volledig gerestaureerd, inclusief gevelstenen, gevolgd door de nummers 13 en 14 in 1978. Zandhoek 10 was het huis van stadsfotograaf Jacob Olie (1834-1905). De gevelsteen op dat huis — gemaakt door Hans ’t Mannetje — is ter ere van Jaap Oranje van de Stichting Diogenes (opgericht in 1960, ter herstel van de Amsterdamse binnenstad). Er staat een quote op van Cicero: “Amicus Certus In Re Incerta”, vertaald “Onzekere tijden laten zien wie je echte vrienden zijn”.
De Gouden Reael op de Zandhoek 14
Op Zandhoek 14 vind je een huis met een gevelsteen van een Gouden Reaal, een Spaanse en Portugese munt die aan het begin van de 17e eeuw door de hele wereld gebruikt kon worden. Vanaf de 16e tot de 18e eeuw waren deze munten ook in Nederland te vinden. Een versie van deze munten, geslagen tijdens het bewind van Karel V (1500-1558) en met een afbeelding van de keizer, werd Imperiale of Gouden Reaal genoemd. Hier is nu een bekend restaurant, beheerd door de familie Caron. Website De Gouden Reael: https://www.goudenreael.nl
Toon Yland Plantsoen
En vermelding waard is ook het Toon Ylandplantsoen in de noordwesthoek van het eiland, een openbare tuin, onderhouden door de bewoners. Tuinman Toon Yland transformeerde een ooit kaal stuk grond in 30 jaar tijd tot een groene oase met veel bloembollen, extra prachtig in de lente.
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.