Amsterdam seal with cog on a gable stone on the Mint tower

Koggeschip

De oudere versies van het Amsterdamse zegel tonen een kogge­schip, met aan boord een koop­man met een banier, een militair en een hond — handel, verdediging en trouw symboliserend. Toen Amsterdam in 1275 stads­rechten kreeg, koos de stad voor een zegel met een kogge­schip erop.

Het Stadhuis (nu Konink­lijk Paleis) op de Dam heeft een wind­wijzer met een kogge. Het Prinsen­hof (later Stad­huis en nu hotel The Grand) heeft ook zo’n wind­vaan, net als het Rijks­museum. Er staat er ook één bovenop de Effecten­beurs, op Beurs­plein 5. De Munt­toren op het Munt­plein heeft een gevel­steen met een afbeelding van een kogge, daar geplaatst tijdens een renovatie in 1938-1939.

Amsterdams zegel met kogge in eiken en gevelsteen met kogge op de Munttoren

Links een Amsterdams stadszegel in beschilderd eiken uit 1640 (Amsterdam Museum).
Rechts een zegel met een kogge op een gevelsteen aan de Munttoren op het Munt­plein, toegevoegd in 1938-1939.

De Keizerskroon

Een merk­waardige historische onregel­matig­heid is te zien op de gevel­steen links aan het Accijns­huis aan de Oudebrug­­steeg op de hoek van de Beurs­straat: een kogge met de Franse vlag en een vlag van Amsterdam, met erboven de keizers­kroon. Maar Amsterdam had het recht gekregen om de kroon te laten zien boven haar stads­wapen (met de drie Andreas­kruizen), niet boven het zegel met de kogge.

Het recht om de kroon boven het stads­wapen te zetten was in 1489 aan Amsterdam verleend door keizer Maximiliaan van Oosten­rijk als dank voor de grote leningen en militaire hulp die de stad hem had gegeven. De kroon boven het wapen te mogen tonen had eerder een praktische dan een louter symbolische waarde: de bescherming van de keizer was een belang­rijke aan­beveling voor Neder­landse handelaren in het buiten­land.

Keizerskroon boven Amsterdamse zegel, linkerpoort van het Accijnshuis, Oudebrugsteeg

De Keizerskroon boven het oude zegel, linkerpoort van het Accijnshuis, Oudebrugsteeg 7.

Koggen

Koggen verschenen vanaf ongeveer 1200 en waren een aangepaste vorm van de knarr-schepen van de Vikingen — ze hadden één zeil aan een mast in het midden van het schip en vaak een gedeelte­lijk dek. Koggen waren zee­waardige zeil­schepen, heel breed, een soort drijvende noten­dop — ze waren langzaam en moeilijk te besturen, maar ze hadden een groot drijf­vermogen en konden veel lading vervoeren, zo’n 80-200 ton. Ze konden tussen de 15 en 30 meter lang zijn.

Tekening van een koggeschip die de bouw toont en de laadruimte onder het dek

Tekening van een koggeschip die de bouw toont en de laadruimte onder het dek.

De opkomst van de koggen hing samen met de bevolkings­explosie en de opkomst van de steden in de late Middel­eeuwen: meer mensen betekende dat er meer voedsel nodig was en dus werden de markten steeds meer grens­over­schrijdend. Koggen werden vanaf 1350 meest gebruikt voor het transport van bulk­goederen naar en van de Oost­zee. Waar de Hanze­steden zich richtten op luxe goederen, speciali­seerden de Neder­landers zich in bulk­goederen als graan en hout, waardoor Amsterdam de spil werd in de Europese graan­handel.

De handel met dit gebied was zo belang­rijk geworden dat hij vaak de “moeder­negotie” werd genoemd. Die handel was zelfs voorname­lijk verant­woorde­lijk voor de Amsterdamse wel­vaart, ook gedurende de zo­genaamde Gouden Eeuw. De welvaart kwam eigenlijk niet zozeer van de V.O.C. als wel van de vaart op de Oost­zee. De eerste reizen naar Oost-Indië werden zelfs gefinancierd met geld uit de Oostzee­handel.

Nederlandse kogge uit Kampen in de haven van Bremerhaven, Duitsland, 2008

Een Nederlandse kogge uit Kampen in de haven van Bremer­haven, Duitsland, 2008.
De Kamper Kogge is een historisch accurate replica van een wrak uit 1336, 22 meter lang. Ontdekt in de Flevopolder, herbouwd met Middeleeuwse technieken van 1994 to 1998. In de Middeleeuwen had de bouw zo’n 4 maanden geduurd.

Hulkschepen

Tegen de tijd van de Gouden Eeuw (ruwweg van 1581 tot 1672) waren de koggen al groten­deels vervangen door modernere schepen, maar de kogge als symbool van de handel werd wel op zegels gebruikt. Maar in de praktijk werden de koggen vanaf de 15e eeuw uit­gefaseerd voor een ander scheeps­type, de hulk. Deze schepen voeren op Engeland (wol, tin en kolen), op Frankrijk (zout, wijn en zuid­vruchten) en op Brugge (wol en linnen).