Het Trippenhuis
Het Trippenhuis heeft de breedste grachtenhuisgevel in Amsterdam. De huidige lokatie van het Trippenhuis lag in 1450 nog buiten de stadmuren van Amsterdam. De stad groeide in een rap tempo en in de Gouden Eeuw vestigden zich in monumentale grachtenpanden langs nieuw gegraven grachten rijke kooplieden en handelaren.
De wapenhandelaren Louys en Hendrick Trip waren de zonen van Jacob Trip uit Dordrecht en neven van Louys de Geer uit Amsterdam — allen werkzaam in de wapenhandel. De zaken gingen goed want er was in deze periode altijd wel ergens oorlog in Europa. In 1631 richtten Louys en Hendrick in Amsterdam een eigen firma op “in wapenen, geschut en ammunitie van oorlogen”. Veertien jaar later besloten de inmiddels schatrijke broers een eigen huis te laten bouwen en kochten daarvoor een kavel op de Kloveniersburgwal.
Ontwerp
De architect Justus Vingboons ontwierp twee exact aan elkaar gespiegelde woonhuizen achter één monumentale gevel in de stijl van het Hollands classicisme. Deze op de oudheid geïnspireerde architectuur wordt gekenmerkt door een strakke maatvoering met een sterke symetrie. De scheidingsmuur tussen de twee huizen, een halve meter dik, bevindt zich precies in het midden van de gevel, achter de middelste rij ramen. Volgens de klassieke voorschriften mocht er geen pilaster in de as van het huis zitten — het aantal pilasters is dus even en daarom moesten er wel ramen in het midden zitten (oorspronkelijk waren deze middelste ramen geblindeerd).
De gevel is versierd met vruchtenslingers tussen de ramen, in het midden 100 olijf- en palmtakken — de broers zagen zichzelf als “wapenhandelaren van de vrede”. Op het dak staan hoekschoorstenen in de vorm van mortieren. In het timpaan zit het wapen van de familie Trip (drie tripklompjes) geflankeerd door vier kanonlopen en aan weerszijden een voorraad kanonskogels. De sobere achtergevel heeft een timpaan met het familiewapen. De kosten van de bouw van het Trippenhuis bedroegen destijds 250.000 gulden (bijna 3 miljoen euro vandaag de dag).
Tot aan het einde van de 18e eeuw werd het huis bewoond door particulieren. Daarna kwam het in handen van de overheid. Vanaf 1812 was het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten (in 1808 opgericht door Lodewijk Napoleon) hier gevestigd, de voorloper van de huidige Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. De andere helft was in gebruik bij de kunsthandelaar Cornelis Sebille Roos, inspecteur van het Nationaal Museum.
In 1815 werden de beide helften met elkaar verenigd. Het jaar daarop werd het Rijksmuseum in het Trippenhuis gevestigd, maar de huisvesting bleek al snel te klein door de aankopen van Cornelis Apostool, directeur van het Koninklijk Museum in Amsterdam. In 1838 verdwenen de schilderijen van nog levende kunstenaars naar Paviljoen Welgelegen in Haarlem, maar andere schilderijen, waaronder Rembrandt’s Nachtwacht, bleven in het Trippenhuis, tot in 1885 het door Pierre Cuypers ontworpen Rijksmuseum werd geopend.
De KNAW (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) zit nog steeds in het Trippenhuis. Het gebouw is niet toegankelijk voor publiek. Op Open Monumentendag is het te bezoeken, het tweede weekend in september (volgend jaar op 11 en 12 september 2021).
Het kleine Trippenhuis
Het kleine Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal 26 is met 2,44 meter breed een van de smalste grachtenpanden in Amsterdam. Volgens de legende hoorde één van de rijke Trip broers een bediende zeggen dat hij “al blij zou zijn met een huis zo breed als hun voordeur”. Toen bouwde deze excentrieke broer het kleine Trippenhuis voor de gelukkige bediende aan de andere kant van de gracht. Het is een mooi verhaal, en met verve verteld door veel gidsen, maar niet waar, want het grote Trippenhuis was klaar in 1662, het kleine Trippenhuis pas in 1696, toen de beide broers al dood waren.
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.