House with the Stork, Reguliersgracht, Amsterdam

Het Huis met de Ooievaar

Op de Reguliers­gracht 92, hoek met de Prinsen­gracht, vind je een klein rood huis met een beeld van een ooievaar in een nis op de gevel. Het huis werd rond 1675 gebouwd, de winkelpui stamt uit rond 1880, alles gerestau­reerd in 1994. Er wordt gezegd dat een vroed­vrouw hier in de 17e eeuw haar zaak had, aange­geven door de ooievaar. Aan de kant van de Prinsen­gracht zie je een mooi voorbeeld van een pothuis (of put­huis). Het gebouw is een Rijks­monument.

Huis met de Ooievaar, Reguliersgracht 92, Amsterdam

Het Huis met de Ooie­vaar, op de Reguliers­gracht 92, hoek Prinsen­gracht (maart 2022).

Ooievaar & Zonnewijzer

Het beeldje van de ooievaar in zijn nis was ooit van hout, maar is nu vervangen door een betonnen replica. Afbeeldingen van ooie­vaars waren veel voor­komend in Holland, niet alleen als een symbool voor babies (de ooievaar is volgens oude Europese folk­lore verant­woorde­lijk voor het afleveren van babies bij nieuwe ouders), maar ook als een symbool voor geluk. In de film Ocean’s Twelve uit 2004 (die voor een flink deel in Amsterdam plaats­vindt), wordt de stad inge­leid door negen plaatjes, elk staand voor een letter uit de naam van de stad. De R wordt getoond met een afbeelding van het rode Huis met de Ooievaar.

Huis met de Ooievaar, van de overkant van de Prinsengracht, Amsterdam

Van de over­kant van de Prinsen­gracht het rode Huis met de Ooievaar, met het lange pothuis erlangs (maart 2021).

Aan de kant van de Prinsen­gracht kun je ook een zonne­wijzer zien op het gebouw. Toen restauratie-architect Gerard Prins (1929-2017) zijn kantoor naar hier verplaatste, kreeg hij die zonne­wijzer cadeau van zijn personeel. Helaas hindert het gebladerte aan de bomen op de gracht vaak de werking van deze zonne­wijzer. Prins restau­reerde heel wat gebouwen in Amsterdam vanaf 1956 (waar­onder dit huis, het Claes Claesz­hofje en de Amstelkerk).

Close-up van de ooievaar, hoek Prinsengracht en Reguliersgracht, Amsterdam

Een close-up van de ooievaar, hoek Prinsen­gracht en Reguliers­gracht (maart 2022).

Pothuis

Een pothuis (ook wel put­huis genoemd) is een kleine aanbouw aan een huis, half boven en half onder de grond. Pothuizen waren al in gebruik in de Middel­eeuwen — meestal om regen­water in op te vangen en toe­ganke­lijk vanuit de kelder van het huis. Later werden ze vaak vergroot en omgebouwd tot kleine werk­plaatsen of keuken­uit­breiding. Uitein­delijk woonden er zelfs hele families in toen huizen schaars waren. Amsterdam heeft veel van deze aan­bouwtjes, maar ze worden ook gevonden in andere delen van Neder­land en in Duits­land. Veel pot­huizen zijn monumenten.

Werkplaats van een schoenmaker in een pothuis aan de Nes 87, 1910, Amsterdam

De werkplaats van een schoen­maker in een pothuis aan de Nes 87 bij de Lange­brug­steeg, in 1910 (Stads­archief Amsterdam).

Vroedvrouw of drank?

Iedere rondvaart en gids herhaalt het verhaal dat het huis van een 17e eeuwse vroed­vrouw was, die de ooie­vaar op het huis had geplaatst om mee te adverteren. Maar of het verhaal klopt is onzeker, er wordt ook wel beweerd dat de ooievaar heel goed naar distil­leerderij De Oooievaar kan verwijzen. Die distil­leer­derij, in de Driehoeks­straat 10 in de Jordaan, werd pas in 1883 opgericht. De oudste foto die er van dit pand is, uit 1894 van stads­foto­graaf Jacob Olie, laat zien dat de ooievaar er al stond, maar dat er onder in het pand een café was. Wellicht is dat de oorsprong van dat alter­natieve verhaal. In 1940 was hier een Antiek & Curiosa winkeltje.

Huis met de Ooievaar, gezien vanaf de hoek van de Prinsengracht en Reguliersgracht, Amsterdam

Het Huis met de Ooievaar, gezien vanaf de hoek van de Prinsen­gracht en Reguliers­gracht (maart 2022).

Vroedvrouwen in de 17e en 18e eeuw

Vroedvrouwen bestaan vermoede­lijk al sinds er mensen zijn. Vanaf de 17e eeuw waren er al oplei­dingen tot vroed­vrouw, maar de (meestal manne­lijke) doktoren bekriti­seerden het beroep, omdat het doordrenkt was van bij­geloof, mythen, vreemde praktijken, gebrek aan kennis en niet bepaald hygië­nische om­standig­heden.

In de 17e eeuw speelden vroed­vrouwen een belang­rijke rol in de Neder­landse Repu­bliek bij geboortes. Ze waren aan strikte regels gebonden die door de stad waren opgesteld en werden opgeleid door de lokale dokters­gilden — alleen in geval van compli­caties moesten ze assistentie van een dokter inroepen. Desondanks werd het beroep, eerst voornamelijk door weduwen en oude vrouwen beoefend, niet hoog aan­geslagen. Veel van de vroegere vroed­vrouwen waren alcoholist en voor­namelijk uit op gewin. Amsterdamse vroed­vrouwen waren meestal zelfs­tandig opererend, behalve de paar stads­vroed­vrouwen die door de stad waren aan­gesteld om de armen in hun wijk te helpen.

Herbouw van de brug over de Reguliersgracht in 1963, Amsterdam

Herbouw van de brug over de Reguliers­gracht in 1963, vlak voor het Huis met de Ooievaar (Stads­archief Amsterdam).

Stadsregels voor vroedvrouwen

In 1638 stelde het stads­bestuur het Collegium Medicum in, om toezicht te houden op het werk van doktoren, apothekers en vroed­vrouwen. Vroed­vrouwen verdienden even­veel als mannelijke ambachts­lieden en waren gehouden aan de strikte regels die Amsterdam hen oplegde sinds 1668 — ze moesten een dure 4-jarige opleiding volgen, ze moesten de examens halen en ze moesten kunnen lezen en schrijven. Hierdoor nam hun aantal sterk af in Amsterdam, eerst tot 137, toen naar 110 en naar slechts 90 zo rond 1750, voor­namelijk vanwege de strikte opleidings­eisen en de ermee samen­hangende kosten. Een speciaal Collegium Obstetricium werd in 1696 opgericht om toezicht te houden op alles dat met geboortes te maken had, inclusief de vroed­vrouwen, op initiatief van de anatoom Frederik Ruysch (1638-1731).

Inspecteurs van het Collegium Medicum van Amsterdam, 1724, schilderij van Cornelis Troost

Inspecteurs van het Collegium Medicum van Amsterdam, 1724. Schilderij van Cornelis Troost (1696-1750) (Amsterdam Museum).

Vroedvrouwen mochten niet zelf­standig medicijnen toedienen of instru­menten gebruiken, ze moesten jonger zijn dan 25 jaar, moesten kunnen lezen en schrijven, moesten getrouwd zijn en zelf kinderen hebben, waren verplicht om de naam van de vader te vragen voordat ze mochten helpen (de stad had geen zin om voor vaderloze kinderen te zorgen), enzovoort. In 1754 werd de duur van de opleiding zelfs verlengd naar 6 jaar. Amsterdamse vroed­vrouwen waren goed opge­leid en het beroep was beschermd tegen competitie. Vanaf 1758 mochten ook onge­trouwde vrouwen vroed­vrouw worden.

Thuisgeboortes waren hier de norm, de zieken­huizen hadden een heel slechte reputatie vanwege de vele fatale gevallen van kraam­vrouwen­koorts. Pas in de 19e eeuw werden de medische procedures echt beter. Niettemin, in 2014 gebeurde nog steeds 16,5% van alle geboortes thuis in plaats van in het zieken­huis — één generatie eerder was dat nog 60% geweest.

Huis met de Ooievaar (en zonnewijzer), kijkend langs de Reguliersgracht, Amsterdam

Het Huis met de Ooievaar (en zonne­wijzer), kijkend langs de Reguliers­gracht (maart 2022).

Een school speciaal voor vroedvrouwen

In 1861 opende de Rijks­kweek­school voor Vroed­vrouwen, eerst op de Oude­zijds Achter­burg­wal, toen in 1880 op de Prinsen­gracht, in 1900 in een eigen gebouw op de Camper­straat in het ooste­lijke deel van de stad. Tegen 1961 waren er meer dan 1200 vroed­vrouwen in Amsterdam. In 1975 verhuisde de school naar het Sloter­vaart­zieken­huis in het weste­lijke deel van de stad (gesloten in 2018). Het school­gebouw op de Camper­straat werd verbouwd tot apartementen. De school verhuisde naar de Vlaardingenlaan.

Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen, Camperstraat 17, Amsterdam, rond 1900

Rijks­kweek­school voor Vroed­vrouwen, Camper­straat 17, rond 1900 (Stads­archief Amsterdam).

Travelers' Map is loading...
If you see this after your page is loaded completely, leafletJS files are missing.