Een Franse koning in Holland
Holland had een tijdje een Franse koning: Louis Napoleon Bonaparte (1778-1846) was Koning van Holland van 1806 tot 1810. Hij was de jongere broer van Napoleon I, de Franse Keizer. Hoewel zijn broer hem als marionet in dit noordelijke deel van het Franse keizerrijk neer wilde zetten, werd Louis toch een monarch met een eigen koers, die heerste over het Koninkrijk Holland (een Franse vazalstaat ongeveer ter grootte van het huidige Nederland). Tijdens zijn korte koningschap verdedigde hij zo goed als het ging de Nederlandse belangen, tot zijn broer hem aan de kant zette. Zijn invloed op wetten en regering is vandaag de dag nog steeds voelbaar.
Louis werd geboren op het eiland Corsica en wilde eigenlijk het liefst schrijver worden. Maar zijn oudere broer (die hem opvoedde nadat hun vader in 1785 was gestorven) had andere plannen met hem en dwong hem in een militaire loopbaan gedurende campagnes in Italië en Egypte. In 1806 maakte hij hem Koning van Holland. Louis stemde met tegenzin toe — hij was vanwege zijn reumatisme bang voor het Nederlandse klimaat en had er bovendien een hekel aan om als een soort ondergeschikte te worden behandeld door zijn broer — tegelijkertijd was hij vastbesloten om een zo onafhankelijk en verantwoordelijk mogelijk heerser te zijn. Hij slaagde erin om een nationale eenheid te smeden en werd uiteindelijk heel populair onder zijn nieuwe volk.
Wat vooraf ging
1579-1795 – Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Deze confederatie van zeven Nederlandse provincies verzette zich tegen het Spaanse bewind. In 1581 verklaarden ze zich onafhankelijk van Spanje (Plakkaat van Verlatinghe), wat een ommekeer inzette in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648).
1795-1806 – Bataafse Republiek
Gevoed door de ideeën van de Franse Revolutie (1789–1799), die in Frankrijk de absolute monarchie verving, kwam de Bataafse Republiek tot stand met de hulp van gewapende Franse revolutionaire troepen. Stadhouder Willem V, Prins van Oranje (1748-1806) vluchtte naar Engeland. Hoewel de nieuwe Republiek vrij veel steun had (velen, zoals de Patriotten, wilden af van de corrupte rijke politieke elite), was hij toch maar een vazalstaat van Frankrijk. Toch kwamen er politieke, economische en sociale hervormingen uit voort, zoals een nationale regering en een democratische grondwet in 1798. Kerk en staat werden gescheiden (1797), Katholieken en Joden konden nu ook bestuursfuncties bekleden. De gilden werden geleidelijk opgeheven.
Economische ellende in Holland
Engeland zag de Hollanders als supporters van de Amerikaanse Revolutie (1765-1791) vanwege de levering van wapens en geld, en zo begon de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780–1784) — die oorlog veroorzaakte een liquiditeitscrisis voor de VOC en bracht bijna de Amsterdamse Bank ten val. Voor hun hulp bij het oprichten van de Bataafse Republiek eisten de Fransen een oorlogsvergoeding van 100 miljoen gulden (éénderde van ons nationaal inkomen) en moest Holland ook 25.000 Franse soldaten voeden en kleden, die permanent op Nederlands grondgebied zouden blijven.
Napoleon bleef in gebreke bij betaling van de Franse staatsschuld en later (in 1810) ook op de Nederlandse staatsschuld, voor Nederland de eerste keer ooit. De helft van de Nederlandse welvaart verdween met één pennenstreek. Door zijn Continentale Stelsel (1806-1813), bedoeld om Engeland dwars te zitten, bracht hij nog meer schade toe aan de Nederlandse economie — het was een blokkade van alle Nederlandse export naar Engeland en naar Frankrijk, zelfs gedurende de Franse annexatie. Het resultaat was dat Amsterdam zijn positie op de internationale kapitaalmarkt verloor aan Londen.
De erosie van de Nederlandse machtspositie ging onverminderd door tijdens de Napoleontische tijd. De blokkade van de Nederlandse scheepvaart door de Britse marine zorgde voor een enorme aftakeling van de Nederlandse militaire zeemacht. Het monopolie van de VOC was gebroken en de verslechtering van de financiën van de VOC was compleet, veroorzaakt dan wel zichtbaar gemaakt door de verliezen tijdens de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog. Er wordt beweerd dat de VOC-financiën al ver vóór dat conflict onder water stonden, maar verborgen bleven door boekhoudkundige trucs van de VOC administrateurs. Hoe dan ook, tegen 1790 was de VOC een zware financiële last geworden voor de Nederlandse staat.
De Engelsen begonnen met het systematisch bezetten van Nederlandse koloniën. Keizer Napoleon — die eigenlijk alleen maar meer geld en soldaten van Nederland wilde voor zijn oorlogen — maakte een eind aan het experiment van de Bataafse Republiek. Ze waren in zijn ogen niet gehoorzaam genoeg en dus maakte hij zijn broer in 1806 Koning van Holland. Maar Louis had zo zijn eigen ideeën over hoe het land bestuurd moest worden.
In juni 1806 werd Louis op de hoogte gesteld van de slechte toestand in Nederlands-Indië. Hij was zelf voorstander van vrije handel en vrije verbouwing, in tegenstelling tot de meerderheid van het Nederlandse establishment, dat grote belangen had bij het oude gesloten systeem. De vele veranderingen van de staat die volgden verstoorden alle pogingen tot hervorming — alle Franse en Nederlandse initiatieven in die richting liepen op niets uit vanwege de Britse dominantie in handel en zeevaart.
Een ongelukkig gearrangeerd huwelijk
Keizer Napoleon had zelf geen kinderen met zijn vrouw Joséphine de Beauharnais, maar zij had wel een dochter uit een eerder huwelijk, Hortense, die dus Napoleon’s stiefdochter werd. Hortense was verslaafd aan het sociale leven aan de Parijse hoven en verliefd op een ander. Louis Napoleon was verliefd op de zus van zijn vriend. Zowel Napoleon als Joséphine dwongen dit huwelijk tussen Louis en Hortense af om hun eigen redenen. Dus trouwde Louis (23 jaar oud) in 1802 met zijn stiefnicht Hortense (19 jaar oud). Louis schreef: “Nooit was er een triestere plechtigheid, nooit voelden de partners zo sterk de ijzigheid van een geforceerd en onzalig huwelijk”.
Het huwelijk was een “match made in hell”. De twee waren volkomen incompatibel en hadden vaak ruzie. Hij was een serieuze introvert, zij was een extrovert op zoek naar luxe en pret. Hortense hield van flirts en amoureuze uitstapjes, Louis was extreem jaloers en bazig. Hortense hield van Parijs, maar haatte Holland en haar echtgenoot, die ze “een impotente flikker” noemde. Hij noemde haar “een frivool wicht, alleen geïnteresseerd in kaartspelletjes”. Ze beschreef Holland als “een koninkrijk in de mist, zonder zon of poëzie, met dikke en overserieuze burgemeesters”. Ze klaagde dat het Paleis op de Dam een “inquisitiepaleis” was, dat de grachten vies en stinkend waren (ze had een punt). Ze leefden elk in een ander deel van het paleis en aten samen zonder een woord te wisselen. Zij bracht de meeste dagen door in haar kamers, hij piekerde en regeerde.
Ze hadden beiden affaires. Nadat ze in 1806 met hun twee jonge zonen in Den Haag waren aangekomen, vetrokken ze al snel weer naar thermen in Duitsland. Toen Louis terug ging naar Den Haag, bleef zij in Duitsland met haar moeder — ze kwam pas in januari 1807 bij Louis terug. Het ging al snel weer slechter met het huwelijk — ze leefden zoveel mogelijk gescheiden. Toen in mei 1807 hun zoon Napoleon-Charles (1802-1807) op vier-en-halfjarige leeftijd stierf aan de gevolgen van kroep, was Hortsense in shock. Dus werd ze naar Parijs gestuurd om te herstellen, samen met hun jongste zoon Napoleon-Louis (1804-1831).
Later in 1807 ontmoetten Hortense en Louis elkaar weer in een spa in de Pyreneeën, waar ze weer zwanger raakte. Terug in Parijs, na nieuwe onenigheden, weigerde ze naar Holland terug te keren. Hortense bleef drie jaar lang in Parijs — hoewel beiden het huwelijk als beëindigd beschouwden, weigerde de Keizer al hun verzoeken om te scheiden.
Nadat Keizer Napoleon zelf in 1810 was hertrouwd met de Oostenrijkse Marie-Louise van Habsburg, dwong hij Hortense om Parijs te verlaten en naar Louis in Holland terug te gaan. Hier brachten ze zo min mogelijk tijd met elkaar door. Ze vertok naar Frankrijk vlak voordat haar man afstand deed van de troon ten gunste van zijn oudste zoon Napoleon-Louis. Hierdoor werd ze kort regentes voor 12 dagen, tot Napoleon besloot Holland te annexeren. Nadat Napoleon in 1815 van Elba was teruggekeerd, werd Hortense uit Frankrijk verbannen. Ze ging in Zwitserland wonen waar ze op 54-jarige leeftijd stierf.
Een slecht imago & gezondheidsproblemen
In het begin werd Lodewijk vooral gezien als een simpele marionet van de Keizer, aangesteld om diens orders uit te voeren — de belangrijkste taak die hij van Napoleon had gekregen was om de handelsboycot met Engeland te handhaven, die door de Hollanders aan alle kanten omzeild werd. Hoewel hij aanvankelijk bespot werd en niet bepaald serieus werd genomen, deed hij in werkelijkheid zijn best om een goede koning voor zijn volk te zijn — hij weigerde om slaafs de Franse dictaten te volgen.
Lodewijk had een aantal gezondheidsproblemen: zijn rechterhand was half verlamd en hij sleepte met zijn linkerbeen (een val van een paard had zijn ruggengraat beschadigd en bij een andere val had hij zijn knie ontwricht). Ook had hij nog jicht in beide voeten. Hij leed aan periodes van depressie en mentale onbalans, die hem zijn hele leven zouden achtervolgen (waarschijnlijk als gevolg van gonorroe die hij in zijn jeugd tijdens de militaire campagne in Italië had opgelopen). Vanwege zijn reumatisme had hij regelmatig langdurige behandelingen in medicinale baden nodig. Hij had een diep litteken bij zijn linkeroog (vanwege die eerder vermelde val). PR-bewust zorgde hij ervoor dat dit litteken en de stok die hij soms bij het lopen nodig had nooit in schilderijen en tekeningen te zien waren.
Lodewijk deed zijn best om Nederlands te leren en maakte Nederlands de officiële taal aan het hof en in de politiek. Dit was voornamelijk bedoeld om de spionnen van zijn broer dwars te zitten, maar hij won er wel Nederlandse sympathie mee. Hij noemde zichzelf Lodewijk (de Nederlandse vorm van Louis) en verklaarde zichzelf Nederlander in plaats van Fransman. Maar zijn eerste pogingen om Nederlands te spreken achtervolgden hem een tijdje, omdat hij in een toespraak zichzelf “Konijn van ‘Olland” had genoemd, door koning uit te spreken als konijn. Hij dwong zijn staf om Nederlands te spreken en drong erop aan dat zij hun Franse staatsburgerschap zouden opgeven en verruilen voor het Nederlandse. Zijn vrouw Hortense, toch al niet op goede voet met haar man, weigerde.
Verdedigen van Nederlandse belangen
Lodewijk was toegewijd aan het Nederlandse volk en nam zijn taken en verantwoordelijkheden enorm serieus. Hoewel zijn broer hem maar heel weinig ruimte gaf tijdens zijn bewind, verdedigde Lodewijk de Nederlandse handelsbelangen en beperkte hij de militaire uitgaven, wat uiteraard tot grote ruzies tussen de broers leidde. Toen Napoleon alle handel met Engeland blokkeerde (het zgn. Continentale Systeem, 1806-1814), deed Lodewijk net alsof hij volledig meewerkte, maar kneep ondertussen beide ogen toe met betrekking tot smokkel langs de kust.
Napoleon eiste van Holland 40.000 manschappen, 20 oorlogsschepen en de haven van Vlissingen. Hij wilde ook de dienstplicht invoeren en tweederde van de Nederlandse staatsschuld verbeurd verklaren en niet aflossen. Lodewijk antwoordde dat zijn nieuwe natie er niet goed voor stond (veel Nederlandse particuliere investeerders zouden failliet gaan en de al kwakkelende economie zou nog verder in het slop komen), dat hij gewoon niet genoeg manschappen had om aan die eis te voldoen — hij weigerde om dienstplicht in Holland in te voeren. Toen Lodewijk het vermoeden had dat zijn broer hem door het Franse personeel liet bespioneren, verving hij ze door Nederlanders.
Lodewijk wilde graag dichtbij het volk staan en bezocht dus regelmatig de regio’s, terwijl hij ondertussen de lokale problemen probeerde op te lossen. Hij wilde Nederlander zijn met de Nederlanders — zijn voornaamste doel was om de nationale eenheid versterken (altijd een moeilijk punt in Nederland, met de historisch machtige provincies en steden). Hij liet de Franse wetboeken aanpassen om meer rekening te houden met de Nederlandse situatie en zorgde er ook voor dat alle religies (ook Joden en Katholieken) wettelijk dezelfde rechten hadden.
Lodewijk de Goede
Op 12 januari 1807 ontplofte een schip met 17.760 kg buskruit in het centrum van de stad Leiden, met als gevolg zo’n 150 doden en 2.000 gewonden, meer dan 220 huizen vernietigd en schade door de hele stad. Lodewijk was heel snel ter plaatse, organiseerde reddingsteams met duizenden Franse soldaten en liet Delftse bakkers brood voor Leiden bakken. Hij richtte een nationaal rampenfonds op waaraan hij zelf uit eigen geld bijdroeg en vrijwaarde de stad voor de komende 10 jaar van belastingen. Hij wees zijn lijfarts toe om te helpen en richtte Paleis Huis ten Bosch in als ziekenhuis. In 1807 ondertekende hij de Buskruitwet, die vervoer van buskruit door bewoonde gebieden verbood.
Tijdens een epidemie van de Engelse zweetziekte in Brabant in 1809 bezocht hij patiënten, zorgde voor doktoren en medicijnen en zamelde geld in voor de eerste behoeften. Gedurende die rondreis schijnt hij veel pannenkoeken te hebben gegeten en zelfs een nationale pannenkoekendag te hebben ingesteld. In Tiel adopteerde hij een zwerfhondje dat zijn koets in was gesprongen en dat zijn trouwe metgezel werd.
Na een grote overstroming in de Betuwe in 1809 overzag hij de hulpverlening en reisde hij twee dagen door de regio om te helpen en mensen een hart onder de riem te steken. Ondanks zijn reuma hielp hij zelfs mee met zandzakken plaatsen. Zijn oprecht begaan zijn en zijn persoonlijke inzet bij deze rampen maakten hem heel populair, waardoor hij uiteindelijk de bijnaam “Lodewijk de Goede” kreeg.
Overdreven uitgaven aan paleizen
Niet alle activiteiten van de koning werden zo goed ontvangen. Zijn behoefte aan luxe verblijven en de kostbare verbouwing en inrichting van de paleizen kregen veel kritiek binnen de kwakkelende economie van die tijd. Lodewijk was impulsief en rusteloos — hij veranderde meer dan 12 keer van woonplek, wat zijn staf behoorlijk uitputte. Nadat hij was begonnen met de verbouwing van Huis ten Bosch in Den Haag, maakte hij zich vervolgens zorgen over zijn gezondheid zo dicht aan zee. Dus besloot hij in 1807 om naar Utrecht te verhuizen, waar hij huizen liet slopen en begon met de bouw van een nieuw paleis.
Maar na een paar maanden besloot hij om Amsterdam de hoofdstad te maken en om in het voormalige stadhuis te gaan wonen, hoewel velen het hem afraadden (het was één en al marmer, tochtig en ijskoud). Maar hij zette het door en liet het veranderen in zijn paleis. Hij kocht in 1808 ook landgoed Welgelegen in Haarlem van bankier John Williams Hope (de geadopteerde zoon van Henry Hope) en hernoemde het Paviljoen Welgelegen. Hij had ook buitenhuizen in Soestdijk en Amelisweerd en hij restaureerde Paleis Het Loo bij Apeldoorn (dat eerder door Franse soldaten geplunderd was).
Centralisatie & Hervormingen
Boven alles wilde Lodewijk ervoor zorgen dat Holland echt één natie werd, in plaats van een samenraapsel van gefragmenteerde belangen van provincies, waterschappen, belangengroepen en steden. Hij voerde vele hervormingen door en centraliseerde en moderniseerde de regering. De grotendeels onafhankelijke lokale autoriteiten werden vervangen door een gecentraliseerd systeem.
- Een geheel herziene grondwet bevatte alle details van de reorganisaties.
- Burgemeesters in de grotere steden werden voortaan door de koning aangewezen. Lodewijk behield zich het recht voor om rechters die zijn visie niet wilden volgen te ontslaan.
- In 1806 werd een landelijk belastingsyteem ingevoerd, wat een einde maakte aan wijdverspreide corruptie. Hogere Franse invoerbelastingen vervingen het voorgaande systeem van Licenten & Convooien. De Admiraliteiten werden hervormd tot een nationale Douane.
- Hij introduceerde de Burgerlijke Stand, het Kadaster en de Waarborg (voor goud en zilver). Iedereen moest een achternaam kiezen en achternamen zouden vanaf dan van vader op kind overgaan, wat in 1811 tot de vestiging van de Burgerlijke Stand in de steden leidde.
- In 1809 liet hij een herzien Wetboek van Strafrecht en Burgerlijk Wetboek maken, gebaseerd op de Franse versies, maar met inachtneming van de Nederlandse wet en gebruiken. Dit strafrecht was helder en duidelijk, met afschaffing van marteling en dwangarbeid. Hij wilde ook de doodstraf en oneerlijke boetes voor armen uitbannen, maar de Minister van Justitie en veel advocaten werkten hem tegen. Hij maakte grif gebruik van zijn recht om gratie te verlenen, wat zijn broer mateloos irriteerde. Nadat Lodewijk was vertrokken voerde Napoleon weer de Franse Code Pénal in. Nadat Napoleon was verslagen keerde het strafrecht van Lodewijk in 1814 terug — veel van zijn veranderingen waren ook echte verbeteringen, die in gebruik bleven, ook nadat de Oranjes weer terug waren op de Nederlandse troon.
- Hij introduceerde veranderingen in de gezondheidszorg en stelde hygiëneregels op, liet een nationaal examen voor doktoren instellen om de vele kwakzalvers kwijt te raken. Ziekenhuizen kregen strenge hygiëneregels en controles opgelegd. Hij richtte een Koninklijke Apotheek op, met gratis medicijnen voor de armen.
- Lodewijk introduceerde een gestandaardiseerd schoolsysteem dat voor iedereen toegankelijk was, met regelmatige inspecties.
- De Posterijen werden hervormd naar Frans voorbeeld.
- Hij stelde regels in voor de groei van steden en het onderhoud van dijken.
- In 1809 vaardigde hij een voorbereidende wet uit die in 1816 tot de introductie van het metrische systeem zou leiden. Die Nederlandse versie werd in 1870 vervangen door een versie die de internationale namen gebruikte.
Bevorderen van Cultuur & Wetenschap
Lodewijk ondersteunde kunst en cultuur op veel manieren en hervormde een aantal culturele instellingen: het Koninklijk Museum in Amsterdam, het Koninklijk Nederlands Instituut voor Wetenschap, hij hernoemde de Nationale Bibliotheek in Den Haag uit 1798 naar Koninklijke Bibiliotheek. Hij organiseerde verschillende kunstexposities en bracht de Prix de Rome in 1807 naar Nederland, een prijs die jonge architecten en kunstenaars de kans gaf om studies te volgen in Parijs en Rome.
Lodewijk & Amsterdam
Amsterdam als hoofdstad
Zonder Lodewijk’s besluit uit 1808 zou Amsterdam niet de Nederlandse hoofdstad zijn geworden (de Nederlandse regering zetelde al sinds 1584 in Den Haag). Amsterdam wordt voor het eerst als hoofdstad genoemd in de grondwet van 1814, als plek waar de beëdiging van monarch en parlement plaatsvindt. Maar in 1815 werd België onderdeel van de Verenigde Nederlanden, dus werd dat onderdeel geschrapt om België niet voor het hoofd te stoten. En het bleef geschrapt toen België in 1830 een onafhankelijke staat werd. Het arikel dat bepaalt dat Amsterdam de hoofdstad van ons land is, werd pas weer in 1983 aan de Nederlandse grondwet toegevoegd.
Lodewijk wilde graag in Amsterdam gekroond worden, maar dat liet Napoleon niet toe. In Amsterdam had Lodewijk grote ambities om parken en fonteinen aan te leggen in een poging om de luchtkwaliteit in de stad te verbeteren, maar Napoleon’s ingrijpen stak een stokje voor de uitvoering van die plannen.
Herengracht 520
Een (ongedocumenteerd) verhaal dat door veel Amsterdamse gidsen wordt verteld is dat Lodewijk een tijdje op de Herengracht 520 logeerde voordat hij zijn intrek nam in het Paleis op de Dam.
Het Paleis op de Dam
De kosten van het transformeren van het stadhuis in een koninklijk paleis bedroegen zo’n 1 miljoen gulden (ongeveer € 8 miljoen nu). Toch was Lodewijk niet erg gelukkig in het Paleis, de lucht was er slecht en vochtig en de Amsterdamse elite bestond uit burgerkooplieden die niet veel trek hadden in een rol als entourage voor het koninklijke hof. Nadat Lodewijk in het Paleis ging wonen liet hij de oude Waag op de Dam (uit 1565) afbreken, omdat die zijn vrije uitzicht vanaf zijn nieuwe balkon verpestte. Zijn Empire meubels zijn nog steeds in het Paleis aanwezig.
Koninklijk Museum
Hij liet de Nationale Konstgalerij uit Den Haag in 1808 naar de bovenste verdiepingen van het Paleis verplaatsen en noemde het Koninklijk Museum, drie dagen per week gratis toegankelijk. De schilderijen kwamen voornamelijk uit de paleizen van de voormalige stadhouders van Oranje en werden tentoongesteld in het Paleis (inclusief Rembrandt’s Nachtwacht en Staalmeesters) totdat er een betere plek voor was gevonden. In de jaren daarop kocht hij nog een aantal belangrijke collecties aan voor het museum. Nadat Lodewijk vetrokkken was werden een aantal belangrijke werken verplaatst naar het deel van het Trippenhuis dat in het bezit was van kunsthandelaar Cornelis Sebille Roos. Het stadsbestuur was bang dat ze anders als souvenirs zouden worden meegenomen door hoge Franse ambtenaren.
Trippenhuis
Lodewijk begon het Instituut voor Wetenschap, Literatuur en Kunsten in een deel van het Trippenhuis, dat hij had gekocht van kunsthandelaar Cornelis Sebille Roos. Hij gaf opdracht tot het maken van een woordenboek van de Nederlandse taal. Lodewijk had grote plannen voor een groot Paleis van Kunsten en Wetenschappen, waarin alle Instituten en Museums onderdak zouden krijgen, maar het einde van zijn koningschap verhinderde dat. In 1814 werd de noordelijke helft van het gebouw het Nationale Museum, tot in 1885 het Rijksmuseum opende.
Het verhaal doet de ronde dat, toen Keizer Napoleon hier een bezoek bracht in 1811, een aantal belangrijke schilderijen (waaronder de Nachtwacht) uit hun lijsten werden gehaald en onder het tapijt werden verstopt. De famile Roos (eigenaars van de kunstgalerij) zou zich in het tuinhuis verstoppen en de meid zou met een huilende baby op de arm de Keizer ontvangen. De Keizer en zijn gezelschap verlieten uiteindelijk het pand zonder iets mee te nemen. Het verhaal werd in juni 1897 in een krant gepubliceerd, verteld door de dochter van de meid die Napoleon had ontvangen, Anna Catharina Muller.
Felix Meritis
De sociëteit Felix Meritis was in 1777 opgericht door een aantal welgestelde Amsterdammers, om de kennis van wetenschap en kunst te bevorderen. Koning Lodewijk Napoleon wilde heel graag hun beschermheer worden, maar mocht alleen erelid worden na zijn donatie van afgietsels van klassieke beelden.
Hortus Botanicus
Eén van de meer impulsieve aankopen van de koning was een compleet circus met alle dieren. Hij bracht de collectie dieren een tijd lang onder in de Oranjerie van de Hortus Botanicus, voordat ze uiteindelijk toch weer werden verkocht.
Overtoomsesluis
In 1807 beval Lodewijk dat de gehate dam met overtoom in de Schinkel vervangen moest worden door een echte schutsluis.
Eind van Lodewijk’s bewind
Lodewijk Napoleon’s bewind in Holland was maar kort, dus hij kreeg niet de kans om al zijn ambitieuze plannen uit te voeren. Ondanks alle tegenslagen en tegenwerking bleef hij Holland trouw — hij weigerde zelfs de Spaanse troon die Napoleon hem in 1808 aanbood. Lodewijk had een Engelse invasie in Zeeland voorkomen in 1809, maar toch gebruikte Napoleon dit als een excuus om van zijn eigenzinnige broer af te komen — hij beval hem om naar Parijs te komen. Na maanden van verhitte discussies tussen de broers, annexeerde Napoleon het zuidelijke deel van de Nederlanden. En toen Lodewijk eenmaal terug was in Holland, stuurde Napoleon nog meer troepen, die Amsterdam bereikten in 1810.
Daarop besloot Lodewijk om dan maar af te treden (vanuit zijn Paviljoen Welgelegen) ten gunste van zijn zoon Napoleon-Louis, in een poging om Holland onafhankelijk te houden. Maar de Keizer liet het kind na 12 dagen naar Parijs terughalen en annexeerde Holland in het Franse Keizerrijk. Lodewijk zelf vluchtte naar Graz in Oostenrijk in de nacht van 2 juli 1810. Een bijkomende tragedie was dat de zwerfhond die hij in 1809 had geadopteerd (die hij Tiel had genoemd) onder de wielen van de koets stierf toen die omviel. Lodewijk leefde vervolgens in Rome, Florence en Livorno, waar vrienden uit zijn oude koninkrijk hem soms kwamen opzoeken. Hij idealiseerde Nederland bovenmatig in zijn memoires.
Holland bleef onderdeel van het Franse Keizerrijk tot Napoleon’s nederlaag in 1813, waarna het opnieuw een koninkrijk werd onder Willem I van Oranje, die in een soort gespreid bedje voor een monarch terecht kwam in dit land, na alle hervormingen door Lodewijk Napoleon. Willem was uitgenodigd door de oude Orangisten-elites en had zich verzekerd van de steun van de Engelse regering.
Lodewijk kwam nog een keer terug in Holland in 1820 (op uitnodiging van Willem I) en was ontroerd toen mensen voor hem juichten op het balkon van zijn hotel. Hij probeerde in een driedaagse rechtszaak in Haarlem zijn geliefde Paviljoen Welgelegen terug te krijgen (dat door de Nederlandse regering in beslag was genomen), maar kreeg geen gelijk. Lodewijk stierf 67 jaar oud in Livorno in 1846 — hij liet een deel van zijn bezittingen na aan de armen in Holland.